naar overzicht

Vierduizend weken

Ik houd mijn telefoon zo hoog mogelijk in de lucht, in een poging een 4G-signaal op te pikken om een bericht te versturen. Op onze camping in de Morvan is nauwelijks mobiel bereik. In theorie ideaal om het werk te ontvluchten en écht te ontspannen, in de praktijk gewoon superirritant. Ik zit midden in een overleg met een collega in Japan over een duurzaamheidsartikel dat net is afgewezen door een tijdschrift en onmiddellijk ergens anders ingediend moet worden. Waarom weet ik niet precies, maar dit kan echt geen twee weken wachten. Bovendien sta ik toch maar duimen te draaien in de rij om broodjes te halen; de campingeigenaar heeft zo’n indrukwekkend inefficiënt systeem ontwikkeld om brood uit te delen dat zelfs de meest relaxte slacker het gevoel zou bekruipen dat hij tijd aan het vermorsen is. Net voordat ik aan de beurt ben, verschijnt er een streepje bereik in mijn telefoonscherm en glijden mijn woorden richting Okinawa. Even later loop ik met een stokbrood onder mijn arm richting de tent. Wat een efficiëntie op de zondagochtend.

Ik zeg nu ongeveer 18 jaar dat het binnenkort rustiger wordt. Dat het nog even aanpoten is, maar er daarna tijd komt voor andere dingen. Waarschijnlijk roep ik dat trouwens al langer, maar sinds 2003 heb ik een vaste getuige die steeds minder waarde hecht aan die belofte. En trouwens zelf geen haar beter is. We hebben allebei een talent om onszelf druk te maken. Net als velen om ons heen. Een goede vriendin had daar genoeg van en had als goed voornemen voor 2021 om meer televisie te kijken. Het jaar ervoor had ze dat ook geprobeerd maar had ze, net als menig roker, haar goede voornemen na een paar weken gefrustreerd opgegeven. De laptop en de wetenschappelijke literatuur bleken te aantrekkelijk. Om zelf wel wat daadkracht te tonen, besloot ik te stoppen met deze column. Ik heb het jaren gedaan en heb eigenlijk geen idee of het überhaupt gelezen werd; in al die jaren had ik welgeteld éénmaal een reactie van een lezer gekregen. Bijna net zo erg als de gemiddelde docent die digitaal onderwijs geeft. Maar net op die camping in Frankrijk zei een infectioloog bij het kampvuur ineens: “Ben jij die Teun van de columns? Die lees ik altijd!” De twijfel sloeg toe. Moest ik dan toch door? Maar ik wilde juist tijd vrijmaken. Tijdsmanagementboeken noemen de 4000 weken die we gemiddeld leven of onze 80.000 werkuren. Ik vind het idee van een eindig aantal (werk-) uren vooral een argument om niet te lang hetzelfde te doen. Als je bewust al die weken en uren zou indelen, zou je waarschijnlijk veel variatie aanbrengen. Louise Gunning-Schepers, oud-voorzitter van het college van bestuur van de UvA, drukte mij en andere wetenschappers een paar jaar geleden op het hart een radicale carrièreswitch te overwegen. Dat had zij ook gedaan en het had haar fris gehouden. Een kleine kanttekening was wel dat zij een Maagdenhuisbezetting achter de rug had waarbij actievoerders haar vertrek eisten. Dan zouden de meeste mensen een acute carrièreswitch overwegen. Maar er zit wat in. Niet alleen wat doen naast je werk, maar ook je werkzaamheden geregeld afwisselen. Mijn collega in Japan beëindigde haar succesvolle loopbaan in de global health om zich volledig op de klimaatproblematiek te richten. Ik doe het iets minder radicaal, maar ga in mijn vrijgekomen uren samen met haar aan de slag.